Een spijbelritje
Er zijn van die dagen…
Neem nu gisteren. Ik breng de kinderen naar school en kom nog even thuis om mijn tas te pakken en naar mijn werk te gaan. Dan bedenk ik me dat ik nog een stukje af moet schrijven en moet opsturen. Daar was ik de vorige avond aan begonnen. Ik doe mijn jas weer uit, loop naar boven, en zet de computer aan. Ik rommel nog een uurtje of wat aan het stuk, totdat ik het goed genoeg vind om op te sturen, stuur het op, log nog even in op mijn werk, check mijn e-mail en beantwoord dat voor zover nodig, en log weer uit. Dan moet ik naar mijn werk fietsen. Maar dat lukt niet. Ik kijk naar buiten en word overvallen door een enorm geen-zin-gevoel. Ik kijk op de klok en zie dat het al tegen elven loopt. Om tien voor drie moet ik alweer op het schoolplein staan. En degenen die op mijn werk op mij zouden kunnen wachten, zijn er vandaag niet. Ik neem een besluit: ik ga spijbelen.
Een kwartier later zit ik op de racefiets. Snel een route bedenken: Den Haag – Wateringen – Kwintsheul – Schipluiden – Vlaardingen – Maasland – Maassluis – Hoek van Holland – ’s-Gravenzande – Monster – Den Haag. Twee uur rijden, iets meer?
Het is koud en bewolkt, en er staat een klein windje. Ik zit op de fiets en het voelt niet goed. Mijn schuldgevoel is in de benen geslagen. Gereformeerde genen. Vroeger ook nooit gedaan, spijbelen. Niet op school, zelfs niet op de universiteit. Braaf.
Ik blijf doortrappen en mezelf inwendig toespreken. Dit is geen spijbelen, maar toevallig de gelegenheid hebben vrij te nemen en te trainen. Gewoon lekker te fietsen en te genieten. Maar het schuldgevoel blijft knagen.
Een incident in het Westland. Ik fiets langs een kwekerij. Honderd meter voor me is een enorme vrachtwagen aan het manoeuvreren. Met de juiste timing kan ik er gewoon achterlangs rijden. De chauffeur ziet me. Dan zie ik opeens een wit bestelautootje. Die is op dezelfde plek aan het keren. Hij rijdt vooruit, en ook daar kan ik achterlangs, zo zie ik. Maar dan draait hij opeens achteruit en komt met zijn achterkant op me af. Ziet hij me nou wel of niet? Ik rij door, hij ziet me niet. Hij ziet me niet! Hij is heel erg met zichzelf bezig en let niet op het overige verkeer. Het overige verkeer, dat ben ik, en ik rij dertig.
Ik rem uit alle macht, wijk uit naar rechts, mijn achterwiel blokkeert, ik slip, ik laat mijn rem los, stuur de werf van de kwekerij op, maar de auto komt nog steeds op mij af. Dit gaat verkeerd, bedenk ik en ik begin te schreeuwen: HÉÉÉ!, HÉÉÉÉÉÉ!! Ik kan heel hard schreeuwen. De auto remt. Net op tijd. Dat scheelde maar een paar centimeter. KUN JE NIET UITKIJKEN JÔH?! JE BENT NIET ALLEEN OP DE WEG!! De bestuurder kijkt me een beetje dom lachend aan. Of hij ook is geschrokken is onduidelijk.
Ik fiets door. Mijn hart bonst in mijn keel. In mijn boosheid, schrik en verwarring verzuim ik even later de afslag te nemen, hetgeen ik me pas een halve minuut later realiseer. Doodlopende weg. Ik keer om en neem nu wel de afslag. Uit mijn ritme, uit mijn doen. Wat doe ik hier ook op de fiets?
Pas op het fietspad naar Schipluiden kom ik weer een beetje tot mijzelf en plan en visualiseer ik de rest van mijn rit. De route en mijn hartslag. Met wind tegen mag het voluit, 170 bpm, met windje mee wat rustiger aan, maximaal 155.
Ik rijd langs Vlaardingen – mijn geboortestad – en ik word steeds rustiger. Ik ontspan. De endorfines hebben mijn schuldgevoel doen oplossen. De zon breekt zelfs door. Langs de A12 rijd ik over de keien van de Broekpolderweg. Lekker trillen in voorbereiding op de Ronde. Nou ja.
Vanaf Maassluis rijd ik langs de Nieuwe Waterweg. Op volle snelheid met wind in de zij. Het fietspad is vrijwel verlaten. Ik snuif de geur van het klotsende water op, of zijn het de industriële dampen van de overkant? Hoe het ook zij, het is een aangenaam aroma, verre familie van de geur van mijn Vlaardingse jeugd.
Ik besluit om ook de Maeslantschans nog even mee te pikken. Ik ben er nu toch. Op en neer, en op en neer, en op en neer. Bij wijze van klim- en intervaltraining. Ik maak mezelf maar wat wijs.
Dan is het genoeg geweest en rij ik via ’s-Gravenzande met de wind mee door de duinen terug naar huis. 65 kilometer gefietst. In twee uur en een kwartier. Dát was een lekker tochtje.
Er zijn van die dagen…
Soms moet een mens zichzelf tracteren 😉