Waar doe ik het voor?
Ik ging een stukje fietsen. Alleen uiteraard. Het waaide. Het waaide hard. Heel hard. Ik fietste naar Noordwijk en hele stukken ging ik niet harder dan 21-22. Het was buitengewoon ontmoedigend.
In die anderhalf uur vergeleek ik het tegen de wind in worstelen onwillekeurig met een lange klim in de bergen. Stoppen met trappen betekent immers onherroepelijk stilstaan, doortrappen is constant zwaar.
Het was dus een prima training, maar de grote vraag was: waarvoor? Deze corona-crisis is immers een periode waarin het één na het andere mooie fietsvooruitzicht sneuvelt of op losse schroeven komt te staan: een voorjaarstocht in Ronde-van-Vlaanderen-land, een lang mei-weekend in de Eifel, een juli-week in de Franse Alpen, en een zomervakantie in de Dolomieten en Ligurië. Zou mijn fiets de heuvels en bergen nog zien dit jaar? Ik waag het te betwijfelen.
Toch blijf ik fietsen en mijn conditie een beetje opvijzelen. Goed voor de weerstand, goed voor het humeur. En je weet maar nooit.