Uitvluchten
Kraakhelder is het vanochtend. Maar koud, zo merk ik als ik naar school fiets.
Ik moet nodig weer wat aan mijn lijf doen, maar ik merk dat ik naar uitvluchten zoek. Het is te koud. De straten zijn nat. Gisteren teveel bier gedronken. Instabiele rug. Werk.
Allemaal gelul.
Om half elf stap ik op de fiets. Het is inderdaad koud. Zes graden, maar het voelt veel kouder aan. De straten zijn nat, maar eenmaal buiten de stad, in de duinen, zijn de fietspaden droog. De zon is inmiddels verdwenen, er hangt een grijze koude zeemist in de duinen.
Er staat ook een windje. Een vervelend koud windje. Ik ga niet harder dan 27. Ik heb hele koude vingers. Wat doe ik hier op de fiets? Het is een continue, vervelende gedachte. Toch blijf ik trappen.
Ik wilde twee uur fietsen, zestig kilometer. Maar dat plan laat ik na driekwartier stoempen, harken en een permanente hartslag van boven de 170 varen. Het pompende, stromende bloed heeft inmiddels wel mijn vingers verwarmd.
Ik rij via Hoek van Holland terug naar huis. Windje mee. Met 38-40 over het lege duinfietspad naar Den Haag. Heerlijk.
Nu weet ik weer waarom ik wilde fietsen.
Ik begrijp helemaal wat je bedoelt!
Had zelf ook al een poos niet op de fiets gezeten. Door drukte, maar ook door het weer. Het moet wel leuk blijven he?
Gisteren heb ik ongeveer 45 kilometer gefietst. Rond het Sneekermeer, een bekend rondje hier in de buurt. Ik had een voldaan gevoel toen ik thuis was.
Laten we hopen op een mooie winter!