Saai!
Zondagochtend. Buiten is het koud: 2 graden. Ga ik een rondje fietsen? Ik besluit lafjes dat ik het te koud vind en pak mijn fitnesstas.
In het fitnesscentrum is het druk. Eerst maar eens op de cross-trainer, een beetje warm worden. Dan een reeks krachtdingetjes: benen, rug, borst, buik. Ik kijk om me heen en denk aan niks.
Na een uurtje kruip ik op de fiets voor een soort intervaltraining van een half uur. Van 150 Watt in twee minuten naar 230 Watt, en weer terug, en weer heen, etcetera. Van 130 naar 150 bpm, en weer terug, en weer heen, etcetera. Mijn hartslag kruipt langzaam omhoog: in de laatste twee intervallen gaat het van 140 naar 160 bpm. Het zweet gutst van mijn voorhoofd en kriebelt langs mijn neus. Mijn benen voelen niet optimaal. Misschien had ik dat IPA-tje gisteren niet moeten nemen. Ik kijk afwisselend naar het klokje en mijn hartslag. Ik hou mezelf voor dat dit allemaal nuttige investeringen zijn, maar ontkom nauwelijks aan die ene overheersende gedachte: “Man, wat is dit saai!”
Dan is het halfuur om. Ik doe een cooling down en stap na twee minuten af. Ik veeg al het zweet van het apparaat en drentel nog een beetje door de fitnessruimte. Iedereen is lekker met zichzelf bezig.
Als ik een kwartier later fris gedoucht buiten kom, zie ik dat ik die ochtend de juiste beslissing heb genomen: mijn fiets en de straat zijn nat van regen of hagel.
Ik zet mijn muts op en ga naar huis, een wasje doen en een tosti bouwen.