Blauwe sokken en een ratelende triple
De vaagste foto die ik kon vinden. Those were the days. In het midden: Bart. |
(In memoriam Bart Tortike, 1962-2004)
Vroeger, toen kon je nog lachen. Achter in onze groep welteverstaan.
Bart was de eerste van ons met een triple. Voor de niet-ingewijden in de fietsterminologie: een triple is niet een Belgisch biertje van hoge gisting en met een voor bier vrij hoog, wat mij betreft te hoog, percentage alcohol, maar een drievoudig voortandwiel (voorblad) van een racefiets, waarbij het kleinste verzet, voor de niet-ingewijden in de fietsterminologie de laagste versnelling, de fietser in staat stelt om, althans in theorie, zelfs de steilste helling met achteloos gemak ‘te nemen’.
Een triple is voor watjes. Althans volgens de gangbare, ragfijne mores in de machowereld van het peloton van racefietsers. Met een triple rijd je besmuikt rond over Gods wegen. En ik kan het weten, ik reed jaren met een triple. Alsof je weer op de middelbare school zit en je hebt precies het verkeerde model of merk spijkerbroek aan. En ik kan het weten, ik droeg jarenlang de verkeerde broeken. Met een triple op je fiets ben je een sukkel, een lafaard, een loser. Je hebt de strijd opgegeven en bent, althans voor de anderen, ik bedoel degenen zonder triple, definitief afgedaald tot de categorie der inferieure fietsers.
Bart was de eerste van ons met een triple. En dat was een getob! De afstelling van een triple luistert namelijk zeer nauw. Een triple vereist bovendien regelmatig onderhoud. En zelfs dan nog, de triple, of beter gezegd het kleinste tandwieltje vóór, wordt gewoonlijk pas in de strijd gegooid als de benen niet meer in staat zijn om het kleinste verzet op het middelste tandwiel vóór rond te krijgen. En dat is meestal als de weg al geruime tijd omhoog voert en de fietser verlangend naar voren tuurt naar een teken dat erop duidt dat het einde van de helling nadert: licht boven de bomen, een lichte buiging in de weg. Maar ach, wat heet naar voren turen? In de meeste gevallen zit de fietser dan al lang met gebogen hoofd op de fiets, starend naar zijn op en neer bewegende knieën, af en toe een steelse en beschaamde blik op zijn snelheidsmeter werpend. En wat in dit verband essentieel is: lomp duwend op zijn pedalen. Maar voor het soepel overschakelen van middelste naar kleinste tandwieltje vóór is het noodzakelijk geen kracht te zetten en elke vorm van lompheid te vermijden, of op zijn minst te onderbreken. En dat gaat dus niet op een helling. Daar betekent geen kracht zetten meteen stilstaan en dus omvallen; te weinig tijd om de schoenen uit de click-pedalen te draaien. Een typisch gevalletje Catch 22, want wel kracht blijven zetten betekent dat je óf de ketting niet op het kleinste tandwieltje krijgt, met een scherp geratel en een kans op beschadiging tot gevolg, óf hem er domweg overheen trekt, waardoor die eraf loopt en je in het luchtledige trapt. Ook in deze gevallen ga je tegen het asfalt, met in het tweede geval nog als extra ongerief (naast de pijn van de val) dat je met zwart besmeurde vingers van de vuile ketting weer verder moet. Kortom, een triple is een hoop gedoe, en zou standaard geleverd moeten worden met valhelm en een paar latex huishoudhandschoenen.
Bart was de eerste van ons met een triple. Hij was echter niet bepaald de man van de precieze afstelling en het regelmatige onderhoud van zijn versnellingsapparaat. Maar hij had er wat op gevonden. Reeds aan het begin van elke hem onmogelijk op het middelste blad te voltooien lijkende helling sprak hij zijn triple aan. Dat deed hij op onorthodoxe maar inventieve wijze: eerst probeerde hij al schakelend zijn ketting op het kleinste voortandwiel te krijgen, hetgeen om hierboven omschreven redenen zelden lukte en meestal alleen maar gepaard ging met het bekende hartverscheurende geratel, maakte dan zonder om te kijken een haarspeldbocht, reed een luttel aantal meters naar beneden waardoor de spanning op zijn ketting verdween, schakelde a tempo naar zijn kleinste voortandwiel, en draaide vervolgens weer om teneinde zijn weg omhoog te vervolgen. Opgelopen achterstand: een meter of dertig, veertig. En verder op de koffiemolen.
Bart was de eerste van ons met een triple. En hij gebruikte hem ogenschijnlijk zonder schaamte. Intieme momenten, want ik was de enige die het zag. Achter in onze groep, dat waren wij tweeën. De rest was al uit het zicht verdwenen.
Eigenlijk vond ik het uiterst irritant. Dat zit zo: ik begin het liefst als laatste van een groep aan een helling. Ik kan er niet tegen als er iemand achter me rijdt. Ik voel me dan opgejaagd en dat moet ik niet hebben als ik aan een helling begin. Ik wil in mijn eigen tempo omhoog rijden, maar ik wil ook niet worden ingehaald. Het is een ingewikkeld verhaal van hartslag, cadans en een zwakke psyche (dat vooral!); een duistere cocktail van rationeel-fysieke en emotioneel-psychologische redenen. Op een middellange, gelijkmatige, niet al te steile klim, slaag ik er vaak in om in de laatste kilometers op degenen die voor mij rijden in te lopen, en niets is zo bevredigend om die dan ook nog in te halen. Dat laatste lukt de laatste jaren steeds vaker en dat maakt de bevrediging er alleen maar groter op. Maar goed, dan moet er aan het begin van de helling niemand achter me zitten, anders zit ik alleen maar achterom te kijken, uit angst zelf te worden ingehaald. Zoals gezegd, een zwakke psyche.
Een tweede reden waarom het trucje van Bart mijn geest, en daardoor mijn benen geen goed deed, was dat ik er altijd zo enorm om moest lachen. Het vruchteloze geratel van zijn ketting, en die onvermijdelijk erop volgende dubbele haarspeldbeweging (de paperclip) van hem – de kracht der herhaling – waarvan het slapstick-effect nog werd versterkt door zijn – althans voor wielrenners – a-typische donkerblauwe sokken en lange witte benen. Het was geen gezicht.
Vroeger, toen kon je nog lachen. Achter in onze groep welteverstaan. Maar Bart is er niet meer. Om daar niet alleen te rijden, ben ik wat meer gaan trainen. Een triple heb ik dan ook niet meer nodig.
(Tien jaar geleden, op 28 juni 2004, overleed Bart Tortike, bij een zinloos verkeersongeval. Wij – de mannen van fietsclub SA/CB – missen hem nog steeds. Al hebben we het er nooit over. Mannen hè.)
Mooi verhaal Frank ! Zie Bart zijn rondje onder aan de helling weer zo voor me!
Foto is genomen in het voorjaar 1995, tochtje Möhnesee – Heringhausen – Plattenberg – Möhnesee