Een nat tochtje
Het is maandagochtend en ik ga fietsen. Op de regenradar heb ik gezien dat ik wel eens nat zou kunnen worden, maar dat risico neem ik. Ik wil fietsen.
De wind van het weekend is een beetje gaan liggen en tegen de kou heb ik me gewapend door handschoenen aan te trekken. Niets weerhoudt me om zestig kilometer te fietsen.
Ik neem de gebruikelijke route: dwars door de duinen naar Hoek van Holland. Ter hoogte van Monster begint het te spetteren. Bij Ter Heijde gaat het spetteren over in regenen. Negeren.
Ik zie een drietal racefietsers zo’n honderdvijftig meter voor me rijden. Een mooi richtpunt. Het begint nu te plenzen en het richtpunt besluit te gaan schuilen onder het viaductje bij ’s-Gravenzande. Ik passeer ze. Ik roep: “kom op, mannen!” Ze roepen niets terug. Ik rij door en ben inmiddels doorweekt.
In Hoek van Holland is het droog. Het klaart zelfs een beetje op. Als ik even later bovenop de Maeslantschans sta, ben ik weer drooggewaaid. Althans, aan de voorkant. Mijn achterkant en onderkant zijn nat en goor. Maar ik ben warm en rijd door.
Langs de Nieuwe Waterweg naar Maassluis. Wind tegen. Niet erg, want ik weet: straks naar huis heb ik windje mee.
Als ik thuiskom, heb ik zestig kilometer op de teller, gevoelloze tenen in drijfnatte sokken en een verschrikkelijk gore fiets. Maar ik heb me een goed humeur!