Koukleum
Er is iets interessants onaangenaams met mij aan de hand: ik ben een koukleum geworden. Nooit had ik het koud, altijd liep ik in een T-shirt met korte mouwen, de verwarming op mijn werk zette ik altijd uit, tot ergernis van mijn kamergenoten, en het liefst zette ik het raam open. Op de camping was ik altijd de laatste die ’s avonds een fleecevest aantrok. Als ik dat al deed.
Maar dat was vroeger. Nu heb ik het sneller koud. Het zal de leeftijd zijn, zo concludeerde ik al googelend, en dat stemde me niet bepaald vrolijk. Het einde is in zicht, de barre kou des doods wacht op me. Gelukkig is daar global warming…
Mijn nieuwe fysieke werkelijkheid is vooral in de winter vervelend. Een rondje op de racefiets is bij een gevoelstemperatuur van minder dan 5 graden al gauw onaangenaam. Vooral mijn tenen, vingers en gezicht worden dan snel koud en dienen goed te worden beschermd. Onder mijn helm draag ik een fleecemuts, rond mijn hals en nek draag ik een buff die ik over mijn kin en mond kan trekken, ik draag warme handschoenen, en trek hele dikke neopreen overschoenen over mijn fietsschoenen heen. Op mijn bovenlijf draag ik vier lagen: een zweethemd met lange mouwen, een windstopper, een wielershirt en een jasje. Een fietsbril draag ik altijd. Last van koude benen heb ik gek genoeg nooit, mijn lange fietsbroek is prima.
En zo fiets ik dik ingepakt over Hollands wegen, korte rondjes van maximaal 50-60 kilometer. Verlangend naar de warme lentezon.
****
Naschrift 18 januari: Omdat het vandaag koud was (gevoelstemperatuur 4-5 graden) trok ik twee paar handschoenen over elkaar heen aan. Ruime wollen handschoenen over mijn strakke winterwielerhandschoenen. Dat werkte uitstekend.