De angst voor de dood
Enige tijd geleden meldde ik mijn voornaamste vooruitzicht van dit jaar: de beklimming van de Stelvio in juni. Ik deelde dat bericht op Facebook en kreeg van vriend Frans de vraag “waar begin je aan?” Misschien was het niet zo bedoeld, maar het was een confronterende vraag. Een vraag naar mijn diepste motieven.
De voornaamste beweegreden is even simpel als verontrustend: het is de angst voor de dood. En als jullie dat een midlevensdip willen noemen, wees mijn gast.
Jarenlang heb ik gekscherend beweerd dat ik 112 word. In juni word ik 57. Ik ben dus op de helft en heb dus minder te gaan dan ik al achter de rug heb. Op de fiets ben ik al ver over die helft. Mijn eerste racefiets kocht ik in 1978, dus reken maar uit.
Het leven is mooi en dus veel te kort. De onvermijdelijke dood wordt bestreden, wordt uitgesteld, wordt zelfs ontkend. Gewoon, door te fietsen.
Fietsen in de bergen is zwaar, zeker voor een talentloze sukkel als ik. Maar tegelijkertijd is het prachtig. Het genieten van de uitzichten en het landschap, het gecontroleerde afzien, de bevrediging van het boven komen, het heeft iets verslavends.
Maar die verslaving is eindig. Want zelfs als ik 112 word, is mijn leven op de fiets over een jaar of 20 wel zo’n beetje afgelopen. Ik ben Jan Janssen niet. Er is dus geen tijd meer te verliezen om de mooiste cols van Europa nog te befietsen. Nu kan het nog.
Ik ben dan wel oud, maar nog niet dood.