Copy – paste

Zaterdag, wat een dag. De wind giert om me heen, en de koude miezer slaat me genadeloos in het gezicht. Met moeite worstel ik me voort langs de Zweth en de Gaag, mijn adem afgesneden door de tegenwind die als een onzichtbare muur voor me staat. Het voelt alsof mijn benen gevuld zijn met lood, en met een schamele 23-24 kilometer per uur word ik voorbijgestoken door drie andere fietsers, achtergelaten als een vies nat washandje in een badkuip van asfalt en veen.

Eindelijk bereik ik Maasland, hijgend en vloekend, mijn conditie op nul en mijn moraal in scherven. Maar langs de A20 vind ik eindelijk wat verlichting, de wind van opzij geeft me de gelegenheid om op adem te komen en zelfs wat snelheid te maken. En op de Oranjedijk, die zich genadig naar het noordwesten buigt, voel ik mezelf langzaam herrijzen uit de puinhopen van mijn vermoeidheid, mijn pedalen draaiend als een vergeten molen die plotseling nieuw leven wordt ingeblazen.

Het regent nog steeds als ik het fietspad door de duinen opdraai, maar ik voel de wind in mijn rug als een fijne bondgenoot, en voor ik het weet tik ik regelmatig de 38-40 kilometer per uur aan. Thuisgekomen is het verdict echter genadeloos: een gemiddelde van 27,1 kilometer per uur over 54 slopende kilometers. Niet bepaald om over naar huis te schrijven.

Zondag, een nieuwe dag, een nieuwe kans. Het is droog, de wind is iets milder, de temperatuur wat vriendelijker. Opnieuw begeef ik me op mijn aluminium ros en waag ik me aan hetzelfde traject, vastberaden om ditmaal een betere tijd neer te zetten. Maar al snel voel ik dat mijn benen niet meewerken, en de wind blaast dit keer net uit een andere hoek, waardoor ik weet dat ik mijn winst vooral in het begin moet zien te pakken.

Langs de Zweth en de Gaag gaat het opnieuw moeizaam, maar ik merk wel dat ik op alle stukken tot aan het duinpad ietsje sneller ben dan gisteren. Op het duinpad staat de wind echter dwars, en ik voel dat mijn winst smelt als sneeuw voor het waterige zonnetje. Desondanks blijk ik bij de finish drieënhalve minuut sneller te zijn dan de vorige dag, met een gemiddelde snelheid van 28,0 kilometer per uur. Nog steeds niet om heel erg opgetogen over te raken, maar niettemin een merkbare verbetering.

Wat kunnen we hieruit concluderen? Eerlijk gezegd, bar weinig. Ja, die wind is een spelbreker van jewelste. Hoe harder hij buldert, hoe trager mijn pedalen draaien, dat is zo helder als een glas jenever op een koude winteravond. Maar laten we eerlijk zijn, er zijn meer factoren in het spel: de verkeersdrukte bijvoorbeeld of een rood verkeerslicht waardoor remmen, stilstaan en weer op gang komen noodzakelijk is.

Toch blijft het een aardig rondje om te fietsen, en ik ben vastbesloten om het dit voorjaar vaker te rijden. Benieuwd naar mijn vorderingen, hopelijk onder betere omstandigheden en met een verbeterende conditie. Want zoals oude wielrenners al wisten, het leven is als fietsen: om vooruit te komen, moet je blijven trappen, ongeacht de wind en de regen die je tegenkomt op je pad.

****

Naschrift: om ditzelfde rondje met 29 km/u te rijden, zal het nog eens 4 minuten sneller moeten, voor 30 km/u 8 minuten sneller. Dat eerste lijkt haalbaar, het laatste niet. Althans niet voor mij.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *