Windkracht 5, conditie 0
Op de laatste dag van de zomertijd slaat de herfstblues toe. Ik moet er daarom even uit. Het is fris buiten en er staat een harde wind. Die wind komt uit het westen en ik besluit naar de Maeslantkering te fietsen. Daarna zal ik wel zien.
Ik ploeg door de duinen, ik beuk tegen de wind, ik hijg, ik transpireer en ik kijk op mijn snelheidsmeter: 24, 25, 26 km/u, harder ga ik niet, harder kan ik niet. Mijn hartslag is hoog, maar ik ben niet vooruit te branden. “De windis mijn vriend, wind is weerstand, de wind is mijn vriend, wind is weerstand”, dwing ik mezelf te denken, maar de realiteit is dat ik inwendig alleen maar kan vloeken. Wat doe ik hier?
Een angstbeeld doemt op: te worden ingehaald door een senior op een e-bike. Gelukkig blijft die vernedering me bespaard.
Op de aanloop naar de Maeslantkering vanuit Hoek van Holland heb ik de wind in de rug en ik jakker met ruim 40 km/u langs het water. Maar op het klimmetje naar boven brult de westenwind recht in mijn gezicht. Mijn snelheid zakt danig in en weet ik aan het eind van het klimmetje maar net boven de 20 te houden. Hartslag 181.
Naar beneden met wind mee en aan het eind opnieuw omhoog. Met pap in de benen en het melkzuur tot achter mijn oren kom ik boven, nauwelijks 18 per uur fietsend. Hijgend, rochelend.
Ik besluit terug te gaan en heel laf de weg terug langs de Nieuwe Waterweg te mijden. Maar langs de Maasdijk naar Hoek van Holland heb ik even later toch de wind weer vol tegen. Uitgeput bereik ik het duinpad en met de wind schuin van achteren fiets ik terug naar Den Haag.
Ik heb wel eens lekkerder gefietst.