Erge bergen 18: Julierpass
Een wolkenloze dag. We gaan de Julierpass beklimmen. En vervolgens via Sankt Moritz terug over de Albulapass. Een ritje van pakweg 110 kilometer. Ik heb er zin in.
De Julierpass is een lange klim. Vanaf Tiefencastel (852m) gaat het in 35 kilometer naar 2284m. Dat is zo’n 25 keer de Amerongseberg, en zo bekeken lijkt dat een eitje. Het hoogteprofiel is bemoedigend. De eerste paar kilometer gaat het weliswaar met 9-10% omhoog maar daarna stijgt de weg heel kalm naar 1850 meter hoogte. Slechts enkele stukken zijn steil.
Op mijn wegenkaart is de pasweg rood gekleurd. En dat is helaas terecht, want het is druk. Auto’s, motoren, bussen, vrachtverkeer. Gevaarlijk is het niet, want de weg is breed, maar stinken doet het wel. En het is onrustig. Ook dat kost energie.
Vanaf het gehucht Bivio moet er de laatste zes kilometer weer flink worden geklommen over een prachtige haarspeldbochtenweg. De binnenbochten zijn steil, in de buitenbochten kun je een beetje op adem komen. Het Alpenlandschap is ruig, maar groen.
Klimmen is blijven trappen tot je boven bent.
Op het steile haarspeldenstuk word ik ingehaald door een man en een vrouw. Ik groet. Ze zeggen nauwelijks iets terug. Ik probeer aan te pikken. Dat lukt. Nou ja, ik volg ze op 10-15 meter afstand. Ze terugpakken lukt niet. Ik ben in elk geval te moe om het te proberen. En te laf om me in het rood te rijden.
Boven me staat een grijs stenen gebouw. Hospiz Julier, zo lees ik op een bordje. Is dat de top? Ik kijk op mijn hoogtemeter en twijfel. Mijn twijfel is terecht, de klim is nog niet voorbij, maar het steilste stuk wel. Ik schakel bij en kom even later aan op de pas waar de anderen in de zon een colaatje zitten te drinken.
De afdaling is kort maar vanwege wegwerkzaamheden vervelend en gevaarlijk. Op grote stukken is de toplaag van het asfalt afgeschraapt. Stuiterend en trillend naar beneden.
Het mondaine Sankt Moritz ligt prachtig aan een meer. Maar de grote hoeveelheid Ferrari’s, Maserati’s en Porsches die ik er had verwacht rijden er niet.