Drie bananen en een crème brûlée

Erge bergen 115: Col de l’Iseran (z)
Woensdag 27 juni.
Wat doet een man van 63 op een racefiets op de Col de l’Iseran?
Ja, hè, hè, naar boven fietsen natuurlijk!
Vandaag ga ik alleen op pad. De andere heren gaan de Colle delle Finestre op (eveneens een epische klim), maar ik heb al maanden mijn zinnen gezet op de Iseran.
De Col de l’Iseran is met zijn 2770 meter de hoogste verharde bergpas van de Alpen. In 2018 beklommen we de pas al eens van de noordkant, dit jaar wilde ik hem van de zuidkant pakken. Ik had gehoord dat dat een mooie klim zou zijn.
Ik leen de auto van Frans en parkeer hem op de top van de Col de Mont-Cenis. Van daaruit daal ik af naar Lanslevillard. Dat blijkt een gevaarlijk klusje, want na wegwerkzaamheden ligt er op grote delen van de weg losliggend gravel en split. Voorzichtig dus.
Vanaf Lanslevillard gaat het meteen omhoog, via een topje dat de Col de la Madeleine heet. Een korte afdaling dan, en vervolgens een wat saaie, rechte, langzaam stijgende weg naar Bonneval sur Arc. In Bonneval speur ik naar een restaurantje of bar om in de middag even te lunchen, maar zie er maar één. Onthouden. Ik fiets door en na het dorp gaat het flink omhoog. In 13 kilometer moeten bijna 1000 hoogtemeters worden bedwongen.
Het landschap is open en woest, de boomgrens ligt al onder mij, en het wordt steeds ruiger en spectaculairder. Watervallen, wilde beken, besneeuwde toppen om me heen, en naarmate ik hoger kom, sneeuwwanden en sneeuwvelden langs de naar boven kronkelende weg.
Regelmatig komen er fietsers naar beneden suizen, maar gek genoeg word ik ondanks mijn abominabele tempo slechts door een paar fietsers ingehaald. Wel door wat auto’s en motoren, maar het blijft betrekkelijk rustig. Alle gelegenheid om van het geweldige landschap te genieten.
Het klimmen is zwaar. Af en toe stop ik even om uit te hijgen, een stuk banaan te eten, wat te drinken en een foto te nemen. Na ruim anderhalf uur klimmen ben ik boven. Het uitzicht is overweldigend en in de luwte van het grote stenen pasbord geniet ik in de warme zon van een van het ontbijt meegenomen stuk cake.
Na 20 minuten trek ik mijn armstukken en een windstopper aan, en daal weer af, voorzichtig over de smalle, slechte en hobbelige weg terug naar Bonneval.
In het beoogde restaurantje is de lunchtijd voorbij, zo wordt mij onverbiddelijk meegedeeld. Ik kan nog wel een toetje krijgen. Ach ja, Frankrijk. Ik bestel een crème brûlée en een cola en probeer mijn chagrijn daarover weg te denken. Want heb ik niet zojuist één van de mooiste beklimmingen ooit achter de rug? Nou dan.
Ook eet ik een tweede banaan, en fiets vervolgens terug over de saaie weg en de Madeleine-bult naar Lanslevillard. Dan moet ik nog de Col de Mont-Cenis bedwingen, met in 8 kilometer 600 hoogtemeters. Bij de aansluiting op de hoofdweg komt een pelotonnetje AG2R-renners met twee volgwagens me voorbij. Ik ben te moe om renners te herkennen. Aanpikken is al helemaal geen optie. Vrolijk kletsend met elkaar gaan ze minstens twee keer zo hard als ik.
Het is warm en ik ben leeg. Ik stop een paar keer tijdens de klim en eet in stukken mijn derde banaan. Ik ben de smaak van bananen inmiddels een beetje beu.
Boven op de col is het fris, bewolkt en zelfs wat mistig. De wolken hangen boven het meer, lager dan waar ik fiets.
Als ik bij de auto kom, staan er 90 kilometer en 2200 hoogtemeter op de teller. Ik ben moe maar volkomen bevredigd.
****
Naschrift: de zuidkant van de Iseran komt met zijn 1456 hm net niet terecht in mijn Erge Bergen Top-10. Elfde plek. Maar komt wel met stip binnen in mijn mooiste-beklimmingen-top10. Op welke plek, daar moet ik nog eens goed over nadenken.









