Hoogtepunt
Erge bergen 61: Col de l’Iseran
Na het geworstel – noem het gerust een fysiek en mentaal debacle – van de eerste fietsdag in de Savoie ging de knop om. Op dag 2 stond namelijk de Col de l’Iseran op het programma.
De Col de l’Iseran is met zijn 2770 meter de hoogste bergpas van de Alpen. De noordelijke klim start in Bourg-Saint-Maurice op 810 meter hoogte en heeft een lengte van maar liefst 47 kilometer. Oké, dat is lang en hoog, maar nergens wordt het echt langdurig steil zie ik als ik het hoogteprofiel bestudeer. Ik heb er zin in.
Rolf, Pieter en ik vertrekken een half uur eerder dan de andere zes mannen van onze groep. Enkele kilometers nadat we Bourg-Saint-Maurice zijn uitgereden, verlaten we de drukke D902 (en daarmee het rustige hoogteprofiel) en nemen een weg binnendoor (de D84B). Die gaat meteen een aantal kilometers lang met 9-11% omhoog. Het is warm en het zweet loopt al gauw mijn helm uit. Het asfalt is matig maar de route is fraai, en de benen voelen goed. Af en toe hebben we een mooi uitzicht op de hoofdweg ver onder ons. Na door het dorpje Villaroger gefietst te zijn gaat de weg opeens weer een honderdtal meters naar beneden, terug naar de D902. Dat is nou jammer.
De weg naar Val d’Isère is druk. Auto’s, motoren en zwaar vrachtverkeer. In de eerste steile haarspelden rijden Pieter en Rolf een beetje van me weg. Op verschillende punten zijn er wegwerkzaamheden gereguleerd met verkeerslichten. De keren dat ik rood heb, fiets ik gewoon door. De weg is breed genoeg. Hoe hoger ik kom, hoe meer donkere galerijen (paravalanches heten die hier, toch nog wat geleerd vandaag). Ook fiets ik door enkele zwakverlichte tunnels. Ik heb mijn lampjes aangedaan.
De weg loopt parallel aan de snelstromende Isère en het omringende berglandschap wordt steeds fraaier. Dat leidt wat af van het drukke verkeer. Na 23 kilometer klimmen vlakt de weg af. Ik schakel op en rij met een flinke snelheid Val d’Isère in. In de niet eens zo lelijke wintersportplaats is het druk. In het centrum staan Rolf en Pieter bij een fonteintje hun bidons met water te vullen. Goed idee. Ik eet een banaan erbij en ben klaar voor het tweede deel van de klim. Nog 16 kilometer.
Ach, wat zal ik erover zeggen. De laatste 16 kilometer is weliswaar zwaar, maar schitterend. De weg (dit deel van de pasweg is pas drie dagen open voor verkeer) voert door een woest hooggebergtelandschap, en al gauw langs grote sneeuwvelden en meters hoge sneeuwwanden. Ik geniet.
Het wordt frisser, maar nergens koud. In dit deel van de klim komen de anderen één voor één voorbij, op twee mannen na. Ik stop een paar keer om wat foto’s te maken en mijn pijnlijke onderrug wat te rekken.
Na drie uur en drie kwartier klimmen vanaf ‘Bourg’ kom ik boven. Het uitzicht is geweldig, en ik weet weer: dit is waar ik het voor doe. Het overweldigende landschap, de bevrediging van het boven komen.
Vergeet La Plagne. Dit is het. Dit is het helemaal.