Een warm en dorstig ritje
Erge bergen 64 & 65: Côte de Montgirod-Hautecour – Col du Tra
Als ik opsta voel ik het al: dat wordt niks vandaag. Moet ik vandaag weer heel de dag op de fiets zitten? Mijn hoofd wil niet, mijn zitvlak evenmin. En mijn benen, ach, mijn arme benen. Die hebben de afgelopen week al het nodige te verduren gehad.
Twee beklimmingen staan er op het programma: de Côte de Montgirod-Hautecour en de Col du Tra. Twee onbekende beklimmingen vanuit het dal van de Isère, de eerste naar 1248 en de tweede naar 1311 meter. Op het eerste gezicht geen angsttegenstanders, zou je zeggen. Maar de praktijk wijst anders uit.
Laat ik om te beginnen zeggen dat het warm is. Het dal van de Isère is vandaag een bakoven, waar de temperatuur tot tegen de 40 graden oploopt. Dat zijn temperaturen waarbij een normaal mens verkoeling in de schaduw zoekt, met een goedgevulde koelkast binnen handbereik, en niet geneigd zal zijn op een racefiets te gaan zitten. Laat staan dat die er zin in zou hebben om de Côte de Montgirod-Hautecour te beklimmen, een klim waarbij in de eerste 12 kilometer de hoogtemeter zelden minder dan 8% aanwijst.
De weg voert door een bos, maar de zon staat hoog, dus er is nauwelijks schaduw. Traag kruip ik naar boven. Mijn hoofd wil niet, en mijn benen ook niet. Heel langzaam, maar heel zeker verdwijnen de anderen uit zicht. Na vijf kilometer is mijn bidon met Isostar leeg. De inhoud van mijn tweede bidon – water – heb ik al gedeeltelijk over mijn hoofd heen gesprenkeld. Een beetje koeling.
In het dorpje Montgirod staan de anderen mij op te wachten. Ze denken dat de top van de klim is bereikt, maar ik heb het hoogteprofiel goed bestudeerd en weet: we moeten nog zeker 150 meter klimmen. Ook in Montgirod is het nog ruim over de 30 graden. Maar er is vers, koud water uit een fontein. Ik vul mijn twee bidons, drink één bidon weer helemaal leeg, giet de helft van de inhoud van de andere bidon over mijn hoofd, en vul beide bidons weer tot de rand.
Gelukkig gaat het de laatste kilometers van de klim een stuk rustiger omhoog. Dan de afdaling. Die is smal, bochtig en matig geasfalteerd. Ik wring mezelf door de bochten en rem bijna permanent. Ik daal als een zombie. Ongecontroleerd, ongeconcentreerd.
De afdaling eindigt in de zinderende hitte van Moutiers. Op een pleintje staat een fontein waaruit water stroomt. Ik vul mijn inmiddels weer lege bidon en neem een paar slokken van het koude water. Dat bevalt me maar matig, er zit een wat muffige, metalige smaak aan het water. Ik wissel mijn bidons en besluit het Moutiers-fonteinwater alleen maar te gebruiken voor koeling. Ik zal de tweede klim op één bidon water moeten doen. Hoe dan ook, eerst maar eens een banaantje.
Het is even zoeken naar het begin van de tweede klim, maar als die gevonden is, wijst mijn hoogtemeter 520 meter aan; er zal ruim 800 meter moeten worden geklommen. Een bordje: Notre Dame du Pré 10 kilometer. Reken zelf het gemiddelde stijgingspercentage uit. En had ik al verteld dat het warm is?
Ook de Col du Tra voert door een bebost landschap. Het is een onregelmatige klim. Af en toe gaat het meer dan 10% omhoog. Af en toe een paar stukjes van 6-7% om een beetje bij te komen. Mijn benen zijn zo leeg als mijn hoofd, en ik kan maar twee dingen denken. Eén: mocht ik ooit nog eens een week in de bergen gaan fietsen, dan moet ik niet alleen aan mijn kracht werken, ik moet vooral een kleinere versnelling op mijn fiets monteren. Dat vergt een investering, maar levert ongetwijfeld veel plezier op. Want nu is het harken en zwoegen naar boven. Twee: Ik heb dorst. De bidon drinkwater gaat helemaal leeg, en af en toe sprenkel ik wat muf maar koel Moutiers-water over mijn hoofd.
Na een lange hete lijdensweg kom ik aan in Notre Dame du Pré, een stoffig en stil bergdorpje. De anderen staan in de schaduw van een huis op me te wachten. We fietsen verder en zien twee bochten verder een fontein met vers water. We stoppen, tappen water en drinken. En nog een keer: tappen en drinken.
Nog een bocht verder is een restaurantje met een terras. Dat is onverwacht, maar uiterst welkom. Cola wil ik, koude cola. Die glijdt sissend naar binnen. Een rustiek uitzicht over alpenweiden. Ik zou best even kunnen slapen.
Als we na een lichte lunch weer verder fietsen gaat de weg nog even omhoog en dan begint de afdaling. Eerst bochtig maar later over breder en beter asfalt. Steeds overzichtelijker, steeds sneller.
Via Mâcot en het fietspad langs de Isère rijden we terug naar ons huis. Er staat 90 kilometer op de teller. Het is mooi geweest. Ik heb zin in bier. Grote glazen koud bier.