Gij zult drinken
Ik drink te weinig als ik fiets. Althans dat was de conclusie die ik trok na een reactie van Marijn de Vries op een tweet van mij tijdens de Ronde van Italië.Ik tweette: “Als ik fiets, hoef ik nooit te plassen. Heel gek. Misschien drink ik te weinig.”, waarop zij kort maar krachtig antwoordde: “Ja!”
Dat antwoord gaf te denken, want ik drink inderdaad weinig als ik fiets. De vuistregel luidt: één bidon per uur, maar daar kom ik bij lange na niet aan. Kom ik thuis van een ritje van anderhalf à twee uur, heb ik nauwelijks een half bidon leeg en de rest van de dag dorst. Vaak heb ik ook hoofdpijn na afloop, en die verdwijnt slechts langzaam.
Vorige week vrijdag was het warm, heel warm. Samen met fietsmaat Willem fietste ik een rondje in de buurt van Nijmegen. Ruim 100 kilometer wilden we fietsen, zo’n vier uur. En het zou op en neer gaan. Ik had me voorgenomen voldoende te drinken en had mijn gereedschap en reservebandje vanuit hun bidon in een zadeltasje gepropt en had een tweede bidon met water meegenomen. In de eerste bidon zat water met Isostar.
Na 50 kilometer en twee uur fietsen waren mijn bidonnen leeg. We pauzeerden even bij een uitspanning, dronken een cola, aten een stuk rijstevlaai (inmiddels zaten we in Limburg dus dan moet je wel), en vulden onze bidonnen bij met koud water.
We fietsten verder en ik bleef drinken. Maar na één bidon Isostar en tweeëneenhalve bidon (ruim 1,5 liter) water begon dat op een gegeven moment behoorlijk tegen te staan. Het werd teveel. Het inmiddels lauwe, naar plastic smakende water moest ik echt naar binnen dwingen. Getverdemme. Ik zag Willem af toe wat water over zijn hoofd sprenkelen. Slim. Even de zaak koelen. Na een kilometer of 90 stond er een man met een klein hamertje op de dijk: tik! Gelukkig was daar even later een rustmoment op de pont naar Wageningen. Toen ging het wel weer.
Na ons rondje had ik een enorme zin in bier. Dat was niet slim. Maar wel lekker.