Ribagorza! (1)
Erge bergen 32: Puerto de Bonansa
Weet je waar het mooi fietsen is? In de Ribagorza.
Huh? In de wat?
De Ribagorza.
De Ribagorza is een regio in de provincie Huesca in de autonome regio Aragón in Spanje. De Ribagorza ligt in de Spaanse Pyreneeën en de uitlopers daarvan. De Ribagorza is woest, ruig, leeg. Ter illustratie van dit laatste: de hoofdstad Graus heeft slechts 3500 inwoners.
Wij verblijven op vakantie een week op camping Isabena bij het dorp La Puebla de Roda, in het dal van het riviertje de Isabena. Ik heb mijn racefiets meegenomen. Uiteraard. Ik ben daar met een doel.
De camping ligt op 750 meter hoogte. De dagen zijn warm, de nachten aangenaam koel. Als ik wil fietsen, moet ik dat ’s ochtends doen. Geen probleem, ik ben een ochtendmens.
Mijn eerste tochtje is een kort verkenningsritje. Vanaf de camping, linksaf, noordwaarts, via Serraguy en Beranuy naar de Puerto de Bonansa, een pas op 1380 meter hoogte.
Om acht uur zit ik op de fiets. Als ik een paar honderd meter heb gefietst besef ik dat mijn zadeltasje met gereedschap en reservebandje nog in de auto ligt. Ik heb echter geen zin om terug te fietsen en neem het risico. Na een kilometer zie ik dat mijn snelheidsmeter hapert. Ik stop, stap af en controleer mijn voorwiel. Het spaakmagneetje zit los. Waarschijnlijk losgetrild op de lange reis achterop de fietsdrager. Nu had ik mijn multitool goed kunnen gebruiken, maar die zit in mijn zadeltasje en dat ligt dus in de auto. Fijn begin.
Ik fiets door en stop enkele honderden meters verderop bij het tankstation annex minimarkt. Een oude man komt naar buiten en ik vraag tegen beter weten in of hij Engels spreekt. Nee, natuurlijk niet. Ik wijs wat onbeholpen naar mijn voorwiel, naar mijn loszittend spaakmagneetje, en probeer met draaiende polsbewegingen te vragen of hij misschien een klein kruiskopschroevendraaiertje heeft. Hij kijkt eens goed naar mijn spaakmagneetje, lijkt me te begrijpen, loopt naar binnen en komt even later terug met precies de juiste schroevendraaier. Ik draai het magneetje aan en hoop dat het blijft zitten. Ik bedank en groet de man en fiets verder.
De weg stijgt licht en ik probeer na het gedoe van de valse start een ritme te vinden. Langzaam daalt de rust in mijn hoofd en begin ik te genieten van de opkomende zon die de omliggende bergen oranje kleurt, en van de stilte om me heen. Er is nauwelijks verkeer. De Isabena stroomt dan weer links, dan weer rechts van me.
Na een kilometer of tien wordt het spannend. De weg voert door een nauwe kloof met enkele pikdonkere tunnels. Ik heb geen achterlampje bij me, want dat zit aan mijn zadeltasje vast, en dat ligt dus nog in de, enfin. Ik heb een zwart shirt aan, een zwarte koersbroek, zwarte sokken en zwarte schoenen, ik ben dus praktisch onzichtbaar. Maar ik heb geluk, ik kom geen auto tegen. En nog beter, er komt geen auto achterop. Toch ben ik blij als ik de vijfde en laatste tunnel uitrij. Dat duurt even, want de weg stijgt voortdurend met 5-6%.
Even later slingert de weg zich serieus omhoog, 8, 9, 10%. Maar de benen zijn goed en ik maal rustig naar boven. Een paar mooie bochten met schitterende uitzichten en dan, aan het eind van een bos, de pas. Ik stop, zet mijn fiets tegen het pasbord, pak mijn bidon van mijn fiets en een banaan uit mijn zak en ga op een steen langs de weg zitten. Ik hoor vogels, krekels, en verder niets. De totale rust en ontspanning stroomt door me heen. Het is een weldadig gevoel. Dit is waarom ik fiets. Dit is waarom ik naar boven rij. Dat heerlijke gevoel van innerlijke tevredenheid, van onbekommerdheid, van zorgeloosheid, van rust, van stilte, van – ik zeg het maar zoals het is – geluk. Wat was dat een heerlijke klim.
Na tien minuten besluit ik terug te fietsen. Nou ja, fietsen, ik laat me naar beneden vallen, al moet ik oppassen voor de scheuren en hobbels in het Spaanse asfalt. Voordat ik weer door de tunnels rij, is er een afslag naar rechts. Laspaules staat er op het bordje. De smalle weg gaat steil omhoog en ik besluit even te kijken. De weg ligt bezaaid met stenen, takken en takjes, dit na het noodweer van de avond daarvoor. Na een paar honderd meter besluit ik terug te rijden. Dit weggetje bewaar ik voor de volgendekeer.
Ik suis door de donkere tunnels en vervolgens over de brede asfaltweg terug naar La Puebla de Roda. Als ik langs het tankstation kom, staat de oude man buiten. Ik zwaai, hij zwaait terug.
Als ik op de camping aankom, zitten vele campinggasten nog aan hun ontbijt.