Lang, hoog, warm
Erge bergen 87: Colle del Gran San Bernardo
Het is donderdag 22 juli. Tussen de lange reisdag van gisteren en de pittige vierdaagse berghuttenwandeltocht die de komende dagen op het programma staat, past het precies om de Col du Grand St. Bernard te beklimmen. Noem het ambitieus, noem het een beetje dom, maar ik ga het gewoon doen. Althans, daartoe een poging ondernemen.
Vanuit ons appartement in Saint Cristophe, daalt de weg ruim 100 hoogtemeters naar Aosta (595m). Hier start de klim. Die zal zo’n 40 kilometer duren. Ik schat in dat ik daar zo’n drie en een half uur voor nodig heb. Het hoogteprofiel van de col baart me niet al te veel zorgen, de lengte van de klim echter wel. Na een dag in de auto te hebben gezeten, zullen de benen niet optimaal zijn. Bovendien is het zonnig en warm, en ga ik naar grote hoogte (2473m).
De Col du Grand St. Bernard ligt op de grens van Italië en Zwitserland, maar behoort niet tot de drukste verbindingen tussen de twee landen. Bovendien splitst de weg die over de col voert zich op zo’n 1600 meter hoogte af van de weg voor het doorgaande verkeer, dat door de tunnel gaat. Niettemin wil ik een stuk van het eerste deel van de doorgaande weg (de SS27) vermijden, door de weg binnendoor vanaf Gignod naar Etroubles te nemen. Wat me daar wacht aan dalen en klimmen is een verrassing.
Vanaf Aosta gaat het geleidelijk omhoog. De weg voert in noordelijke richting met een magistraal uitzicht op de besneeuwde top van de Grand Combin. Iets voorbij Gignod is de afslag naar Allein. Hier gaat de weg weer naar beneden, maar gelukkig niet voor lang. Ik passeer al klimmend enkele gehuchten. Het is warm, en halverwege de klim naar Etroubles stop ik even in de schaduw van wat bomen om wat te drinken en een halve banaan te eten. Het zweet gutst van mijn voorhoofd. Mijn benen zijn niet al te best. Geen kracht.
Vlak voor Etroubles gaat de weg weer wat naar beneden en dan kom ik weer op de SS27. Het lijkt hier vals plat maar zowel mijn benen als mijn hoogtemeter zeggen me dat de weg hier met 6-7% omhoog gaat.
Dorst. In het dorpje Saint-Oyen zoek en vind ik een fonteintje. Ik tap mijn inmiddels lege bidon vol met koud water, drink hem leeg, vul hem opnieuw, en rij weer verder. Inmiddels fiets ik op 1500 meter hoogte en zie ik uit naar de splitsing.
Vanaf de splitsing wordt het stiller en mooi. Het bos aan beide kanten van de weg zorgt voor wat schaduw en verkoeling. Ik fiets door twee haarspeldbochten, even later opnieuw door twee haarspelden, en geleidelijk klim ik door de laatste twee haarspelden langs het bos naar het punt waar ik de hoofdweg kruis die zich vervolgens door de bergen boort. Ik fiets nu op 1900 meter hoogte en hier opent zich het woeste berglandschap. De boomgrens.
De weg in de verte ligt omhoog tegen de bergwand gevouwen. Dat ik daar straks fiets komt me wat onwezenlijk voor. Ik stop even om er een foto van te nemen en de tweede helft van mijn banaan te eten.
Mijn benen hebben zich al wel eens beter gevoeld, maar nu is daar de afleiding van het geweldige berglandschap. Hier heb ik maanden naar toegeleefd. De weg kronkelt omhoog, en ook al wordt de temperatuur steeds aangenamer, ik blijf hevig transpireren. Op een paar kilometer van de top fiets ik door een galerij annex tunnel. In de verlichte tunnel is het koud.
Op de pas passeer ik de Zwitserse grens en fiets langs het meertje naar het hoogste punt bij het ‘Hospice’. Een bord zegt me waar ik ben: Gd. St.-Bernard 2473 m. Ik neem er een foto van en fiets terug naar de Italiaanse kant van de col, parkeer mijn fiets tegen een hek, bestel bij een kiosk aan de overkant van de weg een panini ham-kaas, een blikje cola en een fles water en ga daarmee op het terrasje voor de kiosk in de zon zitten. Moe maar volkomen bevredigd.
Ik kijk op mijn telefoon hoe laat het is en zie dat ik al bijna vier uur onderweg ben. Na een minuut of twintig stap ik weer op mijn fiets en begin aan de afdaling. De in mijn zadeltas meegenomen windstopper, regenjas en armstukken (want je weet maar nooit) laat ik zitten waar ze zitten. Die zijn niet nodig, alleen in de tunnel is het even koud. De afdaling is schitterend. Het asfalt is prima, de weg is overzichtelijk, er is nauwelijks verkeer en de uitzichten zijn magistraal. Ben ik hier helemaal naar boven gefietst? Ontzag voor mezelf.
Na een uur raas ik het warme Aosta in en rest me nog een korte maar hete klim naar ons appartement. Daar aangekomen zak ik in de tuin doorweekt en uitgeput neer op een stoel, sprenkel het resterende water uit mijn bidon over mijn hoofd, en trek mijn wielerschoenen van mijn brandende voeten. Mijn gezin en vrienden waarmee ik de komende vier dagen wandelend en klauterend door de bergen zal trekken, zitten er lui en ontspannen aan de verlate lunch. “Goedenmiddag allemaal!”
***
Naschrift 1: mijn Wahoo vermeldt een rit van 80 kilometer en 2140 hoogtemeters. Als ik de 120 hoogtemeters van het laatste klimmetje van Aosta naar Saint Cristophe hier even van aftrek, kom ik op 2020 hoogtemeters. De Col du Grand St. Bernard komt daarmee met stip binnen op de tweede plek ik mijn Erge-bergen-top-30. Net voor de Galibier. Nu snap ik ook waarom mijn benen protesteerden.
Naschrift 2: de dorpjes in deze streek in Noordwest-Italië hebben bijna allemaal Franse namen. Op de verkeersborden wordt de pas evenwel in het Italiaans aangeduid als de Colle del Gran San Bernardo. Waarvan akte.