De ideale col
Erge bergen 63: Col du Petit St. Bernard / Colle de Piccolo San Bernardo
Stop maar met zoeken! Joehoe! Stop maar! Ik heb hem gevonden! De absoluut allermeest ideaalste col van de hele wereld. Joehoe! Ik heb hem!
De mooiste klimmen voldoen wat mij betreft aan vijf criteria. Ten eerste de aanwezigheid van haarspeldbochten. Hoe meer hoe beter. Recht omhoog kijken en weten: daar moet ik naartoe, en recht naar beneden kijken en zien: daar kwam ik vandaan. De visuele confrontatie met de hoogteverschillen. En de korte momenten van fysieke ontspanning in de buitenbocht van de haarspelden, die ook natuurlijk.
Ten tweede de mogelijkheid om aan de andere kant van de klim weer naar beneden te suizen. Ik fiets veel liever over een bergpas dan naar een bergtop. Dat zal de geograaf in mij zijn, die de weg ziet als een verbinding tussen twee punten, en de pas als een noodzakelijk te overbruggen hindernis om die twee punten met elkaar te verbinden. De top is niet het einde maar het midden.
Ten derde en vierde: de lengte en het hoogteverschil van de klim. Hoe langer en hoe hoger (in elk geval voorbij de boomgrens), des te beter. Dit het liefst gecombineerd, hetgeen betekent: niet te steil graag.
Ten vijfde en als bonus moet de pas op een landsgrens liggen.
Nou, ik heb hem gevonden hoor, de ideale bergpas. Vanuit Bourg-Saint-Maurice, in het dal van de Isère, voert de weg 30 kilometer lang rustig (4-6%, dus dat is heerlijk malen) naar 2188 meter hoogte. De eerste 22 kilometer haarspeldgewijs omhoog door bossen, velden en weilanden, de laatste acht kilometer door een woest hooggebergtelandschap met wanden van sneeuw langs de weg. Het geruis van smeltwater, het gefluit van bergmarmotten. Op de top de grens met Italië en een machtig uitzicht op de Mont Blanc. Vervolgens gaat het weer kilometers lang kronkelend naar beneden.
Dus stop maar met zoeken, ik heb hem gevonden, de ideale col: de Col du Petit St. Bernard.
Naschrift 1: Na de klim daalden we af tot La Thuile. Daar fietsten we de Col de San Carlo – een vreselijk steil kreng – op, en weer af, lunchten in La Thuile en reden vervolgens weer de Colle de Piccolo San Bernardo op. Vanaf La Thuile (1400 m) is dat een klim van 13 kilometer, met dominante stijgingspercentages van 6-7%. Prima te doen, zeker met mijn benen van die dag.
Naschrift 2: Ik heb nog eens nagedacht over het laatste criterium (pas = grens). Tot nu toe beklom ik slechts twee keer eerder een grenspas: Passo Stalle/StallerSattel (Ita-Oos) en Passo Rombo/Timmelsjoch(Ita-Oos). We gaan op zoek naar meer. Op de emmerlijst staan nog de Agnel en de Grand Bernard. Andere tips zijn welkom.
Naschrift 3: In de komende Tour de France eindigt de 11e etappe in La Rosière, een ski-oord halverwege de westzijde van de col. In de week dat wij in de Savoie verbleven, waren meerdere wielerploegen er op verkenning, de Sunweb-ploeg bijvoorbeeld en BMC. Op het tweede deel van de klim – wat deed hij daar? – kwam Tom Dumoulin opeens naar beneden zetten, in zijn eentje. Ik groette, hij groette vriendelijk terug. Fietsers onder elkaar.
Mijn mooiste klim voldoet maar aan twee van je vijf criteria: de Mt Evans, vlakbij Boulder, Colorado. Maar dan ook wel buitencategorie criterium 3 (44 km klimmen) en 4 (van 2300 naar 4300 meter). Je begint al hoger dan het meerendeel van de cols in de Alpen, koffie drinken op 3000m met kolibries die boven je tafeltje zweven en nabij de top zó licht in je hoofd vanwege de ijle lucht, dat je even denkt dat berggeit op de weg een hallucinatie is.
Klinkt prachtig, maar klinkt vooral zwaar, klimmen vanaf 2300 meter.