Afstappen

“Weet je waar wíj gisteren zijn geweest?”, vraag ik.

Ze kijkt me aan.

“In het Kröller-Müller-museum!”

Een lege blik.

Er gaat geen luikje open.

Er gaan steeds minder luikjes open.

In december moest mijn moeder worden opgenomen in het ziekenhuis. Het ging niet meer thuis. Ze viel steeds om. Vochttekort, tekort aan weet ik wat allemaal.

Mijn moeder is 91. Ze is geboren in 1924 in Noord-Duitsland en opgegroeid in de gezellige jaren twintig, dertig en veertig daar. In 1943 leerde ze mijn vader kennen, die onder het regime van de Arbeitseinsatz in Duitsland tewerkgesteld was. In 1950, na jaren brieven schrijven, trouwden ze en kwam ze naar Nederland.

Na de dood van mijn vader, in 2002, woonde mijn moeder nog altijd in de galerijflat waar wij in 1970 naar toe verhuisden. In Vlaardingen.

De laatste tien jaar liet haar geheugen haar steeds vaker in de steek. Met name het kortetermijngeheugen haperde steeds heviger. Ze vertelde telkens hetzelfde. En ze vergat van alles.

In het afgelopen jaar is dat verder verslechterd. Met als gevolg dat ze slecht at en dronk. Ze vergat het gewoon, of ze had geen trek. Zelfstandig wonen was nauwelijks nog houdbaar, nauwelijks nog verantwoord. Mijn zus en ik gingen steeds vaker langs, mijn zus vanuit Tilburg, ik vanuit Den Haag. Dan deden we boodschappen en wat huishoudelijke klusjes. Verder keek er een lieve buurvrouw elke dag naar haar om. Af en toe namen we haar mee, naar Rotterdam of naar ons huis. Dan leefde ze weer een beetje op.

Tot het niet meer ging. Op een vrijdagochtend vond ik haar onderkoeld en vervuild in de gang. Verward. Ze wist niet hoe lang ze daar al lag en hoe ze daar gekomen was. De grens was bereikt.

Inmiddels verblijft ze al enkele weken in een revalidatiecentrum. Daar zal worden bepaald wat het volgende station zal zijn. Terug naar huis lijkt uitgesloten. Is uitgesloten.

De laatste weken is het verder bergafwaarts gegaan. Was ze eerst nog volledig gedesoriënteerd – ze wist niet waar ze was, waarom ze daar was en hoe ze daar was gekomen; ze wilde vooral terug naar huis – inmiddels is zelfs de verwondering en de weerstand weg. Haar kortetermijngeheugen is volledig kapot. Ik zie geen angst bij haar, geen boosheid, geen verdriet, zelfs geen berusting. Ik zie helemaal niets.

Ja, blijdschap als ze ons ziet.

“Mijn hoofd is zo leeg”, zei ze een paar weken geleden.

En altijd maar moe. Doodmoe.

Vorige week zondagochtend. We gaan met zijn drieën langs, mijn vriendin, onze jongste zoon en ik. Ze ligt te slapen. Ik maak haar wakker.

“Ooh, wie hebben we daar? Wat fijn om jullie te zien!”

Ik omhels haar.

Kussen van de anderen.

Terwijl ze opstaat lopen mijn vriendin en zoon alvast naar de ‘brasserie’.

“Wat vind ik het fijn om je te zien”, zegt ze nog maar eens.

Ik leid haar naar haar rollator. “Kom, we gaan wat drinken”, zeg ik, “Gaby en Sil zijn daar al heen gelopen”.

Vragende blauwe ogen.

“Gaby en Sil zijn er ook!”, zeg ik.

“O, zijn die er ook? Leuk.”

We zitten in de brasserie. Ik heb koffie voor haar gehaald, en een tompouce. Zwijgend werkt ze die naar binnen. Een gesprek is niet meer mogelijk.

“Is het lekker?, vraag ik.

“Ja, lekker”, zegt ze.

En dan zwijgt ze weer.

Ooit bruiste mijn moeder. Nu is ze leeg. En stil.

Wat heeft dit alles met fietsen te maken?

Niets. Maar soms moeten fietsers even afstappen.

****

Naschrift 11 februari:  Afgelopen dinsdag is mijn moeder overleden. Het is de laatste week snel gegaan. Het is goed zo.

3 reacties

  1. Gramps schreef:

    Zo herkenbaar.
    Sterkte, en een knuffel voor je moeder.

  2. Happy Hulk schreef:

    Je hebt (had) maar één moeder
    Gecondoleerd kerel!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *