Erge bergen 10: Camerig
Afgelopen weekend verbleef ik met mijn gezin in Sippenaeken, een gat aan de andere kant van de grens bij Epen. Ik had mijn fiets meegenomen, want ik had mijn zinnen gezet op de Camerig, volgens de Cotacol-statistieken de zwaarste klim van Nederland.
Mijn vriendin zou zaterdagochtend naar het zwembad gaan met de kinderen en ik had precies drie uur om te fietsen. 75 kilometer, dat moest toch makkelijk haalbaar zijn? Van Sippenaeken via Teuven naar Slenaken. Dan de Loorberg en de Camerig achterelkaar. Vervolgens via Vijlen naar Mechelen. En daarna? Ach, daarna zou ik wel zien. Het fijne duo Kruisberg–Eyserbos was een optie. Of de Gulpenerberg, Fromberg of Schweiberg. Dat zou ik laten afhangen van de klok en van de benen.
Om tien uur stap ik op de fiets. Hé, waar is mijn bidon met pompje en reservebandje? Shit, die ligt nog in de auto. En de auto is net tien minuten geleden vertrokken naar het zwembad in Gulpen. Nou ja, wat maakt het ook uit, ik rij toch nooit lek. Fietsen!
Vanaf Sippenaeken gaat de weg meteen omhoog en na tien minuten ben ik al helemaal opgewarmd. Een gevaarlijke (steile en gladde) afdaling door het bos naar Teuven, dan rechtsaf naar Slenaken en vervolgens de Loorberg op. Tijdens de Amstel Gold Race deed ik het daar rustig aan, er volgde immers nog veel meer ellende, maar nu probeer ik zo snel mogelijk naar boven te rijden. En dan blijkt de Loorberg niet veel voor te stellen: anderhalve kilometer lang, gemiddeld 5%, maximaal 8%. Maar prachtig is die wel, met de zon op de herfstkleuren.
Vanaf Slenaken neem ik de Camerig (zuidzijde), de langste en misschien wel mooiste beklimming van Nederland. Vier kilometer lang, hoogteverschil 170 meter. Het is een trapsgewijze klim. Dan weer steil, dan weer rustiger, zelfs een stuk vals plat en een korte afdaling. Stukjes om een beetje bij te komen.
De zon schijnt, maar de weg is nat, van de regen van de vorige avond en – gewoon – van de herfst. Ik ben bijna boven als ik voel wat ik niet wil voelen, iets wat ik zelden voel. Ik wip op mijn zadel, het bonkt en ik weet: lekke band. Door een doorntje gefietst? Handig, zo in de middle of nowhere op een hele rustige weg. En mijn reservebandje en pompje liggen in een auto op een parkeerplaats bij een zwembad in Gulpen. Tegen beter weten in rij ik nog een dertigtal meters door en stap dan af. Ik transpireer hevig.
Daar gaat mijn mooie bedachte korte maar zware ritje. En vooral, wat nu?
Er komt een mountainbiker langs. Hij heeft geen plakspullen bij zich, maar weet me wel te melden dat de dichtstbijzijnde fietsenmaker in Mechelen zit. Ik loop terug, naar beneden, met mijn fiets aan de hand, en wacht op achteropkomend verkeer. Na vijf minuten hoor ik een auto naderen en steek mijn duim op. De auto, een Mercedes, stopt en ik vraag of ik een stukje mee mag rijden. Dat mag. Sterker nog, het echtpaar in de auto (uit Vlaardingen!) wil me zelfs naar Mechelen rijden, ze waren toch maar een beetje aan het toeren. Ik haal de wielen van mijn fiets en leg hem achterin. Bij de fietsenmaker in Mechelen ligt er snel een nieuw binnenbandje om, maar het hele gedoe heeft me zeker drie kwartier gekost.
Van Mechelen rij ik weer naar Slenaken. Want ik moet en zal de Camerig bedwingen.
Bovenop de Camerig, in het Vijlenerbos, besluit ik om naar Vaals te rijden en via het Drielandenpunt en Gemmenich terug naar Sippenaeken te fietsen. Het Drielandenpunt is vanaf Vaals een vervelende klim. Hij is niet steil maar duurt langer dan je denkt en het is er druk met wandelaars en auto’s. En boven is het altijd een lamlendige kermis. Verveling. Had ik hem maar vanaf Gemmenich genomen, net zoals in de Amstel Gold Race, want dat is werkelijk een hele mooie klim. En altijd rustig.
Een half uurtje later zit ik voor ons huisje in Sippenaeken in de brandende zon en overdenk de ochtend. Ik heb bijna vijftig kilometer gefietst, veel te weinig naar mijn zin, maar ik heb een hele vriendelijke lift gekregen, een zeer behulpzame fietsenmaker bezocht en een prachtige route gereden. En ik heb heerlijk twee keer de Camerig beklommen.