Neus
Dit wordt een beetje een vies praatje.
Ik wil het namelijk even hebben over mijn neus. Dat is zo’n beetje het gevoeligste onderdeel van mijn lijf. Daar mag niemand aankomen. Behalve ikzelf natuurlijk. Dat doe ik dan ook regelmatig. Vooral als ik op de fiets zit.
Ik ben namelijk hooikoortspatiënt. Nou ja, hooikoorts, dat is een volstrekt verkeerde aanduiding voor waar ik last van heb: een overgevoeligheid voor allerlei stofjes, met name boompollen. Ik heb geen last van gemaaid gras, en die overgevoeligheid voor die andere stoffen gaat niet gepaard met koorts. Wel met jeukende en tranende ogen, en met een overproductie aan waterig slijm in de neus.
Als ik ergens naar toe ga waarvan ik zeker weet dat er katten zijn, neem ik mijn voorzorgsmaatregelen: een simpele neusspray (Otrivin bijvoorbeeld) volstaat. In het vroege voorjaar wanneer de stuifmeelkorrels van de berken en hazelaars door de lucht zweven, heb ik mijn neusspray altijd bij me. Daar is mee te leven. Bovendien heeft mijn verhuizing van Utrecht naar Den Haag acht jaar geleden voor veel opluchting gezorgd. Schonere lucht. Qua pollen.
Op de racefiets heb ik evenwel bijna altijd last van een loopneus. Of beter gezegd: anderen hebben daar last van, want rochelend en snochelend rij ik rond. Ik heb het neussnuiten zonder zakdoek – vinger op het ene neusgat, hard blazen door het andere – inmiddels tot een ware kunst verheven.
Smerige geluiden, ik geef het meteen toe. Men hoort me al van verre aankomen. Mijn neus is mijn bel.
🙂
… en je bidon..? 😉