De val
Wie eenmaal in een afdaling onderuit is gegaan, is daarna nooit meer dezelfde. Nou ja, laat ik voor mezelf spreken.
Dalen is een kunst, en ik kan het niet. Te angstig, te onhandig, te oud. Wel maakt het nogal wat uit op wat voor soort fiets je rijdt. Op mijn tweede fiets, een compacte Benotto, ging het redelijk; mijn derde fiets daarentegen, een iets te ruime Ridleykloon, was een ramp in de bochten, althans in combinatie met mij als bestuurder. Dat moest ooit tot brokken leiden.
We hadden ons ingeschreven voor de Reuzen van Vlaanderen, een toertocht van 145 kilometer over bijna alle hellingen van de Ronde van Vlaanderen, en meer. 30 hellingen, totaal 2600 hm. We waren zowel fysiek als mentaal goed voorbereid, want in april hadden we de Ronde van Vlaanderen gereden. Stuiterend over de kasseien omhoog, soms stuiterend naar beneden. Molenberg, Paterberg, Koppenberg, Oude Kwaremont, dat werk. Tintelende vingers na afloop.
De Kluisberg is volledig geasfalteerd. Bovenop de Kluisberg ligt een bos. En in de ochtend is het daar nog vochtig. Na zo’n tachtig meter te hebben afgedaald zie ik een bordje langs de kant van de weg. Glad wegdek, staat erop geschreven. En vijftig meter verderop zie ik een bocht naar rechts. Ik knijp een beetje in mijn remmen, maar ik voel meteen: dit gaat niet goed. Mijn achterwiel blokkeert en slipt, ik laat mijn rem weer los en probeer me door de bocht te wringen. Tevergeefs. Ik vlieg links uit de bocht, verlaat het asfalt, hobbel over de bosgrond en de boomwortels rakelings langs een paar bomen, weet op onverklaarbare wijze tussen de bomen door toch nog naar rechts te sturen en kom weer in de buurt van de weg. De laag asfalt is echter dik. Ik probeer er met fiets en al weer op te springen, maar dat lukt niet. Mijn voorwiel schuurt langs de rand van het asfalt, ik klap onderuit en schuif op mijn rechterzijkant over het asfalt naar de andere kant van de weg. Hoewel het vrij druk is in de afdaling raak ik niemand, of beter gezegd, ik word door niemand geraakt.
Ik blijf even liggen, van schrik alsmede in de veronderstelling dat ik het verder wel kan vergeten. Ik kijk naar de zijkant van mijn lichaam. Mijn knie en mijn elleboog zijn zwaar geschaafd en bloeden. Ik probeer op te staan. Dat gaat zowaar. Ik trek de zijkant van mijn koersbroek omlaag en zie dat ook mijn heup flink is geschaafd, en enigszins is verbrand door de wrijving van mijn koersbroek. Die is vreemd genoeg nog heel, en alleen maar vies.
Nog steeds verdoofd van de schrik hoor ik iedereen roepen: “Pas op, het is glad!” De een na de ander gaat onderuit. Ook ik schreeuw waarschuwend mee.
Dan kijk ik naar mijn fiets. Die ziet er nog oké uit. Het stuur staat een beetje scheef, dat is het. O nee, toch niet. Lekke band. Logisch, die heeft langs die asfaltrand geschraapt. De buitenband is kapot, maar lijkt nog te repareren. Ik loop een beetje heen en weer en kom weer een beetje tot mezelf.
Ik verwissel samen met één van mijn fietsvrienden die me heeft zien vallen mijn binnenband en leg mijn kapotte buitenband er weer om. Om de haverklap gaat er iemand onderuit, het is een surrealistisch schouw- en hoorspel. Eén man kan net als ik de bocht niet houden en klapt frontaal met zijn hoofd tegen een boom. Kreunend zijgt hij ter aarde. Had hij geen valhelm gedragen, dan was hij morsdood geweest. Anderen zijn snel bij hem en zijn meteen met mobiele telefoons in de weer.
We willen hier weg, weg van deze naargeestige plek. We stappen weer op onze fiets en vervolgen onze weg naar beneden. In het eerstvolgende dorp is een fietsenmaker. Daar zijn de anderen. Ik laat er een nieuwe buitenband omleggen. We rijden door.
De Kluisberg is de vijfde helling van de dag, na een kilometer of dertig. Ik kan ondanks de schaafwonden en de pijn gewoon doorrijden, achteraf gezien onbegrijpelijk. Op de adrenaline en endorfine de Koppenberg over. De Reuzen van Vlaanderen gewoon uitgereden. Het menselijk lichaam is een vreemd ding. Zelfs de dag daarop heb ik nog meer dan honderd kilometer gefietst. Maar in de twee weken daarna loop ik in mijn ondergoed door mijn huis. Genezende schaafwonden zijn uiterst pijnlijk en kleren dragen is onmogelijk. Slapen evenmin.
Ik zal mijn val, en die van de anderen, niet gauw vergeten. Ik ben er in elk geval niet beter van gaan dalen.
Hoi Frank, ik heb je blog op een linkpagina op mijn blog gezet. Als het anders moet dan zeg je het maar: bit.ly/epUESv
Groeten,
Gert Jan