Een buitje voor het stof
Erge bergen 55: Merano 2000
Vrijdag 30 juni. Merano 2000 is het doel. Hoewel de naam enigszins misleidend is – de weg eindigt op 1608 meter hoogte in het skidorpje Falzeben – is het een fikse klim. Die start immers in Merano op zo’n 300 meter hoogte en is 16 kilometer lang. Dat is anderhalf keer zo zwaar als Alpe d’Huez. Om maar een bekende zijstraat te noemen.
De weersvooruitzichten: onbestendig. De benen: idem dito.
Als we door Merano fietsen begint het te druppelen. Gelijk vanaf de afslag naar Avelengo begint de weg onheilspellend te stijgen. Ik zoek naar een ritme en mijn vijf fietsvrienden rijden langzaam bij me weg. Inmiddels regent het. Onweer in de verte. Ik zwoeg me steeds natter wordend op mijn kleinste versnelling naar boven, fiets langs het beginpunt van de cabinelift die naar de skipistes van Merano 2000 voert, en rij even later door een tunnel. Inmiddels regent het hard. Het eeuwige dilemma dient zich aan: regenjasje aan of niet? Want nat word je toch wel. Ik fiets door en hé, wat is dat?, ik vind opeens een fijne cadans, en dat op een helling van 9%. Wel ben ik inmiddels drijfnat.
Twee kilometer verder houdt het op met hard regenen en komt het water werkelijk met bakken tegelijk uit de donkergrijze hemel. En onweer vlakbij. In een intuïtieve flits keer ik om, want dit is gekkenwerk. In de stromende regen daal ik af. Remmen is nauwelijks mogelijk. Terug naar de tunnel. Schuilen. In de tunnel gutst het water in wilde stromen door de goten naar beneden. Ik zet mijn fiets op een smalle verhoging aan de zijkant van de tunnel, laat mijn achterlicht aan staan en ga er naast staan, inmiddels bibberend van de kou in mijn doorweekte kleren. Ik voel me een beetje een lulletje.
Ik app de anderen dat ik ben teruggegaan. Even later appt Kor terug: het wordt direct droog. De optimist. De heren staan ergens in een tunnel verderop te schuilen. Na zo’n twintig minuten blauwbekken in de tunnel lijkt het inderdaad op te drogen en zelfs op te klaren. Het weer in de bergen is onvoorspelbaar.
Ik stap weer op de fiets en rij weer over de weg waar ik een uur eerder ook al heb gereden. Waar is mijn ritme gebleven? Het duurt even voordat ik dat weer heb gevonden. De zon breekt soms door en dan is het warm.
In Avelengo, op ruim 1200 meter hoogte, is de afslag naar Merano 2000. Ik stop even en app opnieuw: is het nog ver en heeft het nog zin om naar boven te fietsen? Meteen reactie: de heren zijn al een tijdje boven maar zullen op me wachten. Het is nog vijf kilometer. En ze hebben lekkere taart.
Als ik na een half uurtje boven aankom, blijken Jaap en Frans al met de bus terug naar Merano te zijn gegaan. Nat en koud. Ik drink een grote cola, eet een stuk taart, en dan stappen we (we zijn nog met zijn vieren) weer op de fiets. We dalen af naar Avelengo en fietsen dan verder via Verano en Meltina. De zon schijnt, het is warm, het landschap is schitterend, de weg glooit tussen de 1200 en 1400 meter hoogte en de regen is vergeten. De afdaling naar Terlano is spectaculair en snel. Via Merano rijden we terug. Als we thuiskomen in Rablà zijn mijn sokken en schoenen nog steeds drijfnat.
Bijna 100 kilometer op de teller. Mooi rondje hoor.