Fietslandschappen 8: Mercantour
Ik kan niet klimmen. Ik heb een te groot lijf en een te zwakke geest. Dalen kan ik ook niet. Te angstig, te onhandig. Wat ik met mijn fiets in de bergen doe, lijkt dan ook een groot raadsel. Toch is het antwoord verpletterend eenvoudig: het overweldigende landschap trekt me er telkens weer naartoe. De wisselende uitzichten, de magische boomgrens, maar ook de temperatuurwisselingen, de geuren. Als fietser ben je één met het landschap en de elementen.
Wat dat betreft vormt de Col de la Bonette, in de Franse Alpen, een hoogtepunt. Het is met 2715 meter een van de hoogste bergpassen van Europa. De noordelijke klim start in Jausiers (1218 m) en is 24 kilometer lang. Het asfalt is uitstekend, en de weg voert met 7-8% omhoog. Nergens wordt het heel zwaar, slechts af en toe tik je de 10% aan. Genoeg gelegenheid om van het landschap te genieten.
De weg voert door het schitterende, woeste en lege Parc National du Mercantour. Hier schijnen lynxen en wolven te leven. Die zie ik niet. Wel een groot aantal alpenmarmotten. Naarmate ik hoger kom, wordt het landschap kaler. En witter, want de avond daarvoor is boven de 2200 meter verse sneeuw gevallen. Gelukkig is de weg schoon. En stil. Slechts af en toe passeert een auto en zo nu en dan komt een fietser stevig ingepakt naar beneden suizen. ‘Bonjour!’
Op enkele kilometers van de top fiets ik langs een verlaten legerkazerne van de Chasseurs Alpins, het Alpiene elitekorps van het Franse leger. De grauwe gebouwen vallen weg tegen de grijsbruine achtergrond. Ik stop even en maak er een foto van.
In de laatste kilometers heb ik een fantastisch zicht op de top van de col. Het venijn is hier uit de klim en ik fiets met een flinke vaart langs de sneeuwwanden. Het smeltwater op de weg spat tegen mijn blote kuiten. Boven op de col, een soort gat in de wand, wijst een bordje naar links: Nice! Het is koud, een graad of vijf, maar ik sta te gloeien van de inspanning en de opwinding. Het uitzicht naar beide kanten van de col is onbetaalbaar.
Dan wordt het tijd om terug te gaan. Ik wurm mijn armstukken, beenstukken, windstopper, regenjasje en handschoenen uit mijn achterzakken en trek ze aan. Na ruim een half uur dalen en bibberen stuif ik Jausiers weer in.
Boven het stuk staat november 2016. Heb je toen dit stuk geschreven of was je er in deze tijd?
Het stuk verscheen in november 2016 in tijdschrift Geografie. Ik was er in juni 2016.