Fietslandschappen 5: Dolomieten
Waar kun je mooier fietsen dan in de bergen? De wisselende uitzichten, het vermoeiende malen met de benen, het passeren van de boomgrens, de bevrediging van het boven komen. En waar kan dat passender dan in Italië, het land van de katholieke, volkse, ijdele wielercultuur? Zeg het me.
We fietsen een week in de Dolomieten en vandaag gaan we vier klassieke passen [1] doen. Die paswegen vormen een rondje om het Sella-massief, een bergketen met grillige punten, waarvan de hoogste tot ruim 3100 meter reikt.
We zijn met zijn vieren en starten in Funtanacia. Vandaar fietsen we rustig naar Corvara. Daar begint het rondje. De zon schijnt uitbundig. Ik heb er zin in.
De eerste pas van de dag is de Passo di Campolongo. Zes kilometer lang, 300 hoogtemeters. Niet bepaald een Angstgegner. Gewoon zes keer de Amerongseberg. Ik haal zelfs andere fietsers in. Een groepje gebronsde Italianen, 50+, geschoren benen, dure fietsen. “Ciao!”
In Arabba begint de Passo Pordoi. Een mythische naam voor de wielerliefhebber, een klassieke klim. Negen kilometer lang, ruim 600 hoogtemeters. In Arabba gaat het meteen met 8% omhoog. De anderen rijden van me weg, ik maal rustig op een kleine versnelling naar boven. Een weldadig weidelandschap met plukken bos ontvouwt zich. Hoe hoger ik kom, des te spectaculairder het landschap wordt. Steile rotswanden omzoomd door puinwaaiers. De 33 (!) haarspeldbochten zijn genummerd. Boven op de pas (2239 m) is het druk. Auto’s, bussen, motorrijders, lachende fietsers.
Een snelle afdaling met een oppasmoment: niet doorrijden naar Canazei, maar ergens onderweg rechtsaf slaan naar de volgende pas: de Passo di Sella. Vanaf de afslag is de klim zes kilometer lang, en overbrugt 400 hoogtemeters. Het is inmiddels warm, en de klim is zwaar, zo vlak na de Pordoi. Mijn drie maten verdwijnen weer uit beeld. Maar de grijns is niet van mijn gezicht te branden. Want, man, wat is het mooi hier. Woest. En opnieuw die boomgrens. Boven op de pas (2244 m) wacht een koude cola.
Na een ziedende afdaling nog één klim, de Passo di Gardena. Tien kilometer lang, 600 hoogtemeters. De benen zijn goed, dit keer kom ik slechts een paar minuutjes later dan de anderen boven. Het uitzicht boven (2121 m) is fenomenaal. De afdaling is bochtig maar snel. Beneden in Corvara eten we een broodje, en dan fietsen we terug naar ons busje. De Sella Ronda was het mooiste rondje van vorig jaar.
***
[1] Op zaterdag 21 mei voert de 14e etappe van de Giro d’Italia over het rondje Sella. Dus: televisie aan en genieten van de Dolomieten! (Verschenen in Geografie 25/5, mei 2016)
***
Beste Frank, ik weet niet of dit een herhaling is uit je eerdere leven. Het lijkt me wat vroeg in het jaar. Maar op één punt zijn je heerlijke blogs altijd identiek: die zogenaamde vrienden rijden bergop altijd bij je weg. Waarom blijft nou eens nooit iemand naast je rijden, of desnoods vlak voor je. Elke keer zie ik die wegrijdende mannen voor me en die stilstaande Frank. Het is niet eerlijk in de wereld. Maar dat wisten we al. Dat ligt aan de PvdA.
En de polletiek doet niks!
Een interessant fenomeen inderdaad. Mijn bergfietsvrienden zijn in elk geval zo'n 10 jaar jonger dan ik. Dat schijnt ceteris paribus (althans als ik Adrie van Diemen mag geloven) op een lange beklimming (zeg 800-1000 hm) al gauw een minuut of 10-15 te schelen. Daar komt bij mij nog bij: een paar kilo extra en een zwakke mentaliteit. Op elke klim spaar ik me voor de volgende.
En wat betreft die herhaling: dit stukje is een bewerking van een eerder blogje. Deze is verschenen in tijdschrift Geografie, als aflevering van rubriek Fietslandschappen.
En Frank wil helemaal niet dat ik naast hem ga fietsen. Bergop niet en bergaf helemaal niet. Maar voor de rest hebben we het heel gezellig ;). We wachten trouwens wel op elkaar, zowel op de top als in het dal! (Groet van de op-een-na-laatste, inderdaad 10 jaar jonger maar wel dezelfde gewichtsklasse)
Er moet eigenlijk nog 2-3 kilo af. Scheelt ook weer. Maar hoe krijg ik dat in Godesnaam voor elkaar?