Fietslandschappen 3: Midden-Delfland

De Westgaag bij Maasland. Links de N468, rechts het fietspad. Dat neem ik zelden.

Ik hou van open landschappen. Hoe verder ik kan kijken, des te mooier ik het vind. Ik hou ook van historische landschappen, van landschappen waarin niet zo veel verandert. Daarom fiets ik graag door Midden-Delfland. Als ik vanuit Den Haag via het gesloten en glazen landschap van het Westland Midden-Delfland inrij, geeft dat altijd een speciale sensatie. Ruimte, groen, uitzicht, historie.

Midden-Delfland kent een lange geschiedenis. Zo zijn er overblijfselen van de oudste prehistorische permanente nederzettingen van Nederland gevonden. De eerste veenontginningen dateren van zo’n 1000 jaar geleden. Sindsdien heeft de melkveehouderij zijn stempel gedrukt op het landschap. Weilanden, sloten, koeien, boerderijen. Een oerhollands landschap met molens, en schitterende wolkenluchten als bonus. Eerbied voor het landschap is hier dus op zijn plaats.

Sinds de Tweede Wereldoorlog is het gebied langzaam omsloten door een steeds hoger wordende muur van beton en glas. Toch is het gebied zelf tot op heden nauwelijks aangetast door nieuwe bebouwing, afgezien van wat nieuwbouwwijken aan de randen van de oude dorpen Schipluiden en Maasland, een recreatiebos hier en een golfbaan daar. De A4 verzonken in een betonnen bak. Het landschap is daardoor nauwelijks veranderd. Wel is het aantal fietspaden toegenomen. Dat juich ik toe. Al fiets ik het liefst gewoon over de weg.

Mijn favoriete weg is de N468 die van Schipluiden langs de Westgaag naar Maasland voert. De uitzichten zijn er geweldig en de overwegend zuidwestenwind is recht tegen. Stoempen, zuchten, vechten.

Anders dan ik hierboven schrijf (twee zielen huizen in mijn borst) is Midden-Delfland het mooist bij windstilte en mist; de omliggende stad aan het oog onttrokken. Want mist beperkt het zicht, maar opent de geest. De fietser schuift op een kleine bewegende schijf door een grijs-groen-bruine wereld. Geen weidse vergezichten die hem afleiden, maar een beperkt zicht, op een zich langzaam openbarend en weer sluitend landschap, een verschuivende grijze muur, waardoor de fietser zijn blik naar binnen richt of, de ultieme ervaring, aan totaal niets denkt. Niets. En het landschap alleen ruikt.

En maar blijven trappen, 90 rpm, 30+, 150 bpm, blijven trappen. En denken aan niets.

Het zou wat vaker moeten misten.

(Verschenen in Geografie 25/3, maart 2016)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *